We zijn laat. Het is kwart over zes 's avonds en we schuiven
onze stoelen aan voor het avondeten: rode curry met kip en rijst. De trein
vertrekt om iets over half zeven, op tijd gaan we met alle macht in de wereld
niet meer zijn. T, C, D en ikzelf eten, met smaak maar in een gestaag tempo, en
ik excuseer mij. Ik schiet een pak aan, twijfel een minuut lang over welke
sokken ik zal dragen en meld mij beneden. We springen op de fiets, razen over
de fietspaden van Leiden en duiken zonder te stoppen de fietsenstalling in.
We checken in, of dat proberen we. T.'s OV-chipkaart geeft
een geagiteerd gepiep en hij holt terug naar een van de blauw-gele apparaten
naast de ingang. Eenmaal voorzien van saldo rennen we het perron op en springen
in de eerste de beste trein die we zien: een intercity naar Roosendaal. Echter,
de bouwput die in de volksmond 'Delft' genoemd wordt is wederom het tafereel
van spoorwerkzaamheden en via deze route zullen we zonder goddelijke
interventie niet op Rotterdam Lombardijen geraken. Op de Laan van Nieuw
Oost-Indië stappen we over op de metro die ons in ongeveer 40 minuten naar
Rotterdam Centraal brengt. T. merkt op nooit in Rotterdam te zijn geweest, dus
vandaag hebben we een primeur. De trein naar Lombardijen vertrekt over dertig
minuten dus we besluiten een rondje te maken, een mini-stedentrip. Via de
Westersingel lopen we naar Eendrachtsplein waar, als een Nederlandse
tegenhanger van Manneke Pis, de immer grijnzende Kabouter Buttplug ons opwacht.
D. een geboren en getogen Limburger, klapt op straat haast dubbel van het
lachen. Ik neem plaats op de rechterlaars van de immense gnoom, T. zet één voet
op het voetstuk. D. staat met zijn armen over elkaar het gevaarte in de rechterhand
van de dwerg te bestuderen. C. neemt een foto die meer weg heeft van een
staatsieportret dan een eenvoudig toeristenkiekje.
Over de Oude Binnenweg lopen we terug, langs Schouwburgplein
en door de winkelpassage. Ons rondje is iets groter uitgevallen dan verwacht;
we hebben nog vier minuten voor de trein naar Lombardijen wegrijdt zonder ons.
Als malloten steken we de straat over, met armen die achter ons aan wapperen en
benen die sneller rennen dan onze bovenlichamen. We checken in bij de NS, maar
wederom is het saldo van een onzer vervoersbewijzen ontoereikend. Een sprintje
naar de automaten later stormen we de trein binnen. De trein begint te rijden,
we trekken onze jasjes recht en zoeken een plaatsje. Op Lombardijen stappen we
over op de bus. We zijn pas drie kwartier te laat, het had erger gekund. Tot we
door een bord langs de weg op de hoogte gesteld worden van het feit dat we
zojuist Rotterdam uitrijden; we zijn te lang blijven zitten. We stappen bij de
eerstvolgende halte uit en na een kwartier staan we in een bus die de andere
kant uit gaat. We stappen uit bij wat lijkt op een kleinschalig winkelcentrum
en als een Mr. Bean met zijn kompas loop ik vooruit met Google Maps als mijn
gids. We lopen de hoek om en stoppen. Hier, recht tegenover ons, zou onze
bestemming moeten zijn. Ik haal mijn schouders op, ik weet het ook niet meer.
Naast me roept C: 'Daar!'
Links van ons staat het: het poppodium waar al bijna een uur
geleden het concert begon. We lopen naar binnen, worden door een uitzonderlijk
chagrijnige man naar de verkeerde zaal gewezen en trekken de deur open. Een
grotendeels gevulde theaterzaal opent zich voor ons en we zoeken een plaatsje.
Voor ons staat de bluesband van een goede vriend te spelen. We
komen tijdens het laatste nummer voor de pauze binnen en kunnen na een paar
minuten de zaal weer verlaten. Ik haal drie biertjes en een witte wijn voor C.
en maak een praatje met oude bekenden. De tweede helft van het concert bestaat
uit zware, slepende rocknummers worden afgewisseld door slow blues met
orgelsolo's, onder leiding van de blonde zangeres met uithalen als een
rondzingende microfoon. Met z'n vieren zitten we op een rijtje: geneeskunde,
rechten, geschiedenis en ik, een zogeheten bachelor
of arts. Twintig euro reiskosten de man lichter zitten we in een buitenwijk
van Rotterdam. En we vermaken ons prima.