Mijn ouders hebben twee honden. Een shelty
(denk klein formaat Schotse herdershond) genaamd Ginny en Tom de straathond, een ruwharige teckel.
Tom komt uit Spanje, maar ik weet niet uit welk gedeelte. Van de straat, dat
weet ik wel. Hij is wat mijn moeder placht te noemen ‘een ouwe dibbes’: een oud
hondje. We mogen dan wel niet weten hoe oud onze Tom is, maar hij heeft in
ieder geval al een heel leven achter de rug. Hij moet niks hebben van oude
mensen of grote zwarte honden (grote honden van elke andere kleur schijnen geen
problemen te geven). In de spaarzame momenten dat ik op de bank lig, komt hij
bij me liggen en probeer ik me in te beelden hoe Tom in Spanje over straat
ging, snuffelend in steegjes aan half vergane vuilcontainers op zoek naar alles
dat enigszins verteerbaar is. Of niet, zoals hij bewees toen hij een Unox
rookworst uit onze voorraadkast had getrokken en met plastic wikkel en al had
opgevreten. Twee dagen lang lag hij, als een dikke worst met pootjes, in zijn
mand met halfopen kraaloogjes waarin je de spijt kon aflezen.
Tom is zeker niet de mooiste hond. Hij heeft welgeteld nog
twee tanden in zijn bek, waardoor er tijdens zijn maaltijd van kauwen nog
weinig sprake is. Brokken worden en masse
naar binnen geschrokt en het liefst in zo'n kort mogelijke tijd. Voedsel
afbreken, daar heb je immers een maag voor. Als zijn tong buiten zijn bek hangt
is dat vrijwel zonder uitzondering aan de rechterzijde, waardoor zijn 'snor'
daar altijd korter lijkt. Uiteindelijk hebben we de linkerzijde simpelweg korter
geknipt om de boel ietwat in balans te brengen.
De meest atletische is Tom ook niet meer. Wanneer onze
shelty vol enthousiasme met een enorme sprong door de lucht zeilt en
lichtvoetig landt op de bank, wordt dit vaak gevolgd door een doffe plof die aangeeft dat Tom dezelfde
sprong wilde maken maar met zijn borst tegen het zitkussen belandde en nu
versuft op de grond om zich heen aan het kijken is.
Wat Tom mist in schoonheid en beweging, maakt hij echter
goed met zijn onvoorwaardelijke trouw en dankbaarheid. Als ik na een aantal
weken afwezigheid weer eens mijn ouderlijk huis bezoek weet hij van blijdschap
niet wat hij moet doen. Dan staat hij aan mijn voeten te piepen en te draaien,
met een staart die met Mach 3 heen en weer zwiept, en op dat moment zou je toch
willen dat de beste vriend van de mens iets ouder zou worden.