zaterdag 26 maart 2016

Huisavond

Er wordt tweemaal op de deur geklopt.
'Binnen!' roep ik.

Mijn huisgenoot D. komt joviaal binnenlopen.

'Hee, heb je al wat te doen vanavond?'
'Eigenlijk niet, ik was van plan nog wat te gaan schrijven.'
'Zin om zo een drankje te doen?'

Waarom ook niet? A night on the town met mijn onderbuurman. Ik trek een jasje aan, schiet in mijn overjas en we zijn op stap. De Oude Vest ligt er verlaten bij als we er overheen lopen. Het licht van de straatlantaarns zweeft boven het water, gerangschikt in regelmatige intervallen. We praten over de kledingkeuze van hipsters en slaan de hoek om, de Hooigracht op.

'Bad Habits?' vraag ik. 'Of lopen we door naar Olivier?'
'Laten we allebei doen.'

We steken de straat over. Op het terras van Bad Habits staat een kleine felgekleurde vrachtwagen te schudden op de maat van de gedempte muziek die eruit sijpelt. 'Karaoke-douche' staat er op de zijkant. We kijken elkaar aan, halen onze schouders op en gaan naar binnen. We nemen plaats aan de bar naast het biljart. We bestellen ieder een biertje, Guinness en Murphy's. Het vat van laatstgenoemd brouwsel is bijna leeg en uit de tap komt slechts schuim. De barman zet het glas voor D. neer.

'Een voorproefje. Ik ben zo terug.'
'Nou, dat sla ik niet af!'

De barman loopt weg om het vat te vervangen. De biljartgasten naast ons zijn luidruchtig en één van hen lijkt op het sulletje uit een serie die we kijken. We kijken toe hoe ze het spelletje spelen, niet uit interesse maar meer een hautaine vorm van leedvermaak. De barman komt terug en tapt opnieuw een Murphy's Irish Red. Hij zet de pint naast het eerste glas en we bedanken hem hartelijk. Het gesprek gaat over meisjes, vriendschappen en D.'s geboortegrond: het verre Limburg. De mannen naast ons biljarten vrolijk doch zo mogelijk nog luidruchtiger verder en delen een shot Jägerbomb met de barman. Deze slaat met merkbare tegenzin het goedje achterover.
Onze glazen zijn leeg en we trekken onze jas aan. Ik betaal en we stappen de deur uit. De vrachtwagen staat nog steeds vrolijk te schudden en we blijven even staan. Aan de achterkant van de mobiele karaokestudio hangt een rubberen gordijn dat dubbel dienst doet als ingang en geluidsonderdrukking.

'Zullen we eens kijken?'
'Nah.' Ik heb mijn goede schoenen aan, ik vermijd liever elk contact met wat voor douche dan ook.

We lopen verder over de Hooigracht, langs de Albert Heijn. De wind steekt op en het miezert. Ik sla de kraag van mijn overjas op en maak een niet voor herhaling vatbare opmerking over het weer. Al snel komt de knipperende lantaarn van onze bestemming in zicht. Ik houd de deur open voor D. en loop na hem een stampvol Olievjee binnen. Alle tafels zijn bezet, om over de banken maar te zwijgen. We zien een open plek aan de bar en lopen eropaf: de beste beslissing van de avond. Ik sta tegenover een grijnzende La Chouffe-kabouter en we bestellen: Leffe Bruin en een Kwak.


D. spreekt de barman aan:

'Wil je een atje met ons doen?'
'Welja, waarom niet?'

Hij tapt drie vaasjes Jupiler en zet er twee voor ons neer. Hij en D. hebben hun glas al aan hun lippen als ik de mijne van de onderzetter licht, en hebben het goudgele vocht al weg voor ik op de helft ben. Atten is een twijfelachtig talent, maar op dit moment zou wat meer oefening geen kwaad kunnen.
De barman bedankt voor de uitnodiging, geeft ons een knipoog en loopt verder. Het bonnetje van de drie Jupiler scheurt hij nonchalant doormidden.

'Wat een baas,' zegt D., zeker niet voor de laatste keer die avond.

Ons gezelschap wordt versterkt door onze aanstaande huisgenoot T. Gedrieën zitten we met een kriekebier voor ons en maken we wilde plannen voor na zijn verhuizing en voor de korte heropening van de V&D. Uiteindelijk krijgt T. het verzoek een pak voor ons mee te nemen als hij daar is. Onze maten heeft hij al.
Als de glazen leeg zijn vraagt D.: 'Wat drink je?' Ik wil afslaan, maar zodra voorgaande vraag gesteld is, is er geen ontkomen aan: dat glas gaat vol. Wat zal het ook, één biertje meer of minder maakt nu ook niet meer uit. Wanneer het laatste glas dan toch echt leeg is kijken we elkaar aan. Een kleine knik kondigt aan onze uittocht: het is mooi geweest. We trekken onze jassen aan, schudden op straat T. de hand wanneer hij ons verlaat en lopen noordwaarts, vrolijk lachend doch ietwat zwalkend. Twee straten van ons huis loopt D. plots naar de overkant van de straat, blijft staan voor een deur en bekijkt het stuk hout aandachtig. Zijn rechterhand gaat omhoog en drukt op de deurbel, een solide twee seconden lang. Hij draait zich om, we kijken elkaar aan. Op een onhoorbaar startsein maken we een sprong op de plaats en beginnen te rennen. In het voorbijgaan wordt de nachtrust van twee andere huishoudens verstoord door slechts een druk op de knop. Onze schoenen klakken op de stoepstenen en onze jassen wapperen achter ons aan.

Op de hoek minderen we vaart, luid brullend van het lachen. De avond is full circle; op deze hoek begon enkele uren eerder onze tocht. Nagrinnikend lopen we ons huis binnen, geven elkaar een hand en wensen elkaar een goede nachtrust. Op mijn kamer kleed ik me uit, hang mijn jasje op een kledinghaak, poets mijn tanden. Ik laat mezelf op bed vallen. De wereld draait door zonder mij en ik lig stil, zo heerlijk stil..

vrijdag 25 maart 2016

Mannenhuis

Mijn studentenhuis beantwoordt niet bepaald aan de stereotypes die men voor ogen heeft. Toen ik er kwam wonen was ik de enige man in huis. Mijn huisgenoten: de jonge studente J. en een Antilliaanse vrouw (M.) van pakweg 55 jaar oud. De vraag 'wat doet een Surinaamse dame van respectabele leeftijd in een studentenhuis?' is nooit beantwoord. Niet voor mij, tenminste. Een half jaar geleden verhuisde ze naar Amsterdam en ervoor in de plaats kregen we D.: een jonge Limburgse bon vivant met een voorliefde voor Scotch en goede wijn. We bouwden al snel een band op, zijn uitspraak van het woord gel namen we voor lief.
Alles ging heel goed in ons huis tot plots J., tussen twee biertjes door in de Engelse pub, aankondigde te gaan verhuizen. De ontsteltenis (de huisoudste gaat weg!) maakte al snel plaats voor het smeden van plannen: wie wordt onze nieuwe huisgenoot? Moeten we hospiteeravonden gaan organiseren? D. belde een vriend, ons reeds bekend als deel van het meubilair, met het aanbod om J.'s kamer over te nemen. De deadline: vier uur 's middags de volgende dag. Iets meer dan 16 uur dus.
De vriend zou het gaan regelen. De rest van de avond hebben we besteed aan wilde fantasieën, vooral over het invoeren van een huisontgroening. Messen werpen naar het slecht gelukte portret van Elvis Presley, inmiddels omgedoopt tot Scarface? Of toch gewoon de deur van de kamer weghalen? Al gauw stond vast dat de onfortuinlijke ziel die bij ons zou intrekken door de Leidse grachten zal zwemmen, van het Rapenburg tot bij ons op de hoek. Op zich geen indrukwekkende afstand, maar in de koude stadswateren van maart toch zeker geen pretje.

Vandaag at onze aanstaande huisgenoot (T.) mee. Tagliatelle met zalm en broccoli, overgoten met een saus van witte wijn en crême fraiche. Al snel kwam het smeden van plannen weer op gang, nu gegoten in de niet altijd politiek correcte vorm van een mannenhuis. We zouden huisdassen gaan ontwerpen met logo en initialen. Daarnaast zou elke kamer voortaan een eigen functie gaan vervullen: de nieuwe kamer zou een verkapte fusieruimte worden, compleet met eettafel en wellicht erotisch visueel entertainment. Als daar vraag naar is. De kamer van onze levensgenieter zal veranderen in een studeerkamer met bureau, zitbank en gunstige lichtinval. En dan was er nog mijn kamer: de bibliotheek, muziekstudio en filmzaal. Kortom: een man cave tot de derde macht. Dit alles zal binnen een paar weken tot stand komen, als de goden het toelaten. Maar een ding is zeker: ons huis gaat een gouden tijd tegemoet.

En die huisontgroening? Ach, dat kan altijd nog.

woensdag 23 maart 2016

Leiden - Dordrecht

De intercity van tien voor half acht 's avonds. In het halletje van de trein, een van die gedeeltes waar men in- en uitstapt en die eigenlijk alleen vol zijn in de spits, zit ik met mijn reisgenoten. En mijn bagage, een maaltijd van Julia's en een trolley gevuld met kleding. Naast mij, eveneens op zo'n handige beugel waaraan de deuren hangen, zit een meisje met kroeshaar op haar telefoon te kijken, één been nonchalant over haar eigen trolley  Ze belt iemand en zegt in het Engels dat ze er over tien minuten toch eindelijk zal zijn. Op de trap naar de bovenverdieping zit een meisje te bellen met een jonger familielid. Ze spreekt een Oost-Europese taal, het zou ook Russisch kunnen zijn. Op de tas die over haar knieën ligt staat eenzelfde bakje als in mijn handen; zwarte letters dansen over een witte achtergrond en het deksel is groen. Ik versta geen woord van wat ze zegt tegen het hoge stemmetje dat uit haar telefoon komt, maar ik heb het gevoel dat we elkaar begrijpen.
Tegenover mij staat een Hollands meisje een boek te lezen. Ze lijkt op een oude collega, maar die zou nooit een boek openslaan. Laat staan erin lezen. In de vierzits is iemand in de weer met een tablet om het volgende level van Candy Crush Saga te behalen. Iemand, want ik kan van waar ik zit niet met zekerheid zeggen of het om een man of een vrouw gaat. Deze persoon verenigt meerdere kenmerken van beide geslachten in één pompeus lichaam.
In de andere vierzits zit een Afrikaanse jongen, naast een gestalte waarvan ik om de een of andere reden aanneem dat het zijn moeder is. Een tweede blik onthult echter dat het zijn ietwat omvangrijke vriendin is: ze zitten hand in hand en bovendien is ze veel te jong om zijn moeder te zijn.
Van de bovenverdieping komt een lange blonde jongen aangelopen. Zijn handen, verschijnend vanuit polsbeschermers, omvatten een longboard met felle kleuren. We zijn net weggereden en de wissels in het spoor doen de trein heen en weer dansen. En iedereen hierbinnen danst vrolijk mee, de blonde longboarder inclus. Hij grijpt zich vast aan een van de metalen palen en zijn gewielde stuk hout dreigt op de vloer te belanden. De Afrikaanse jongen maakt zich los uit de aura die hij deelt met zijn wederhelft en grijpt het longboard met een hand. Zijn pretogen glijden van het board naar diens bezitter, met een blik waarin goedkeuring (wellicht vanwege de felle kleuren die ook in zijn kleding terugkomen) en behulpzaamheid samen lijken te komen. De longboarder bedankt hem en leunt tegen de muur. De minuten vliegen, evenals de huizen buiten de ramen, voorbij.



Ik heb mijn pasta inmiddels op en één voor één verlaten mijn reisgenoten de trein. Het Oost-Europese meisje vergeet bij het verlaten van de trein haar tas. Ik leg een hand op haar arm om haar hierop attent te maken en ze bedankt me in foutloos Nederlands. De Afrikaanse jongen en zijn vriendin staan op en stappen als één entiteit uit de trein. Het Hollandse meisje slaat haar boek dicht, klemt het onder haar arm en grijpt haar tas voor ze op het perron springt en wegholt, gevolgd door de slenterende longboarder. Onze blikken kruisen. Alleen de Candy Crusher blijft zitten tot Dordrecht, waar hij/zij net als ik de trein voor de bus zal verruilen. Een vreemd gevoel overvalt me als m'n voeten het perron raken: ik heb deze mensen nooit eerder gezien, en waarschijnlijk zal dat ook nooit meer gebeuren.

Maar ergens voelt het alsof we familie zijn.

Nieuwe Vlam

'Oh, wat een leuke meid! Je nieuwe vlam?'

Ik laat de telefoon zakken, het meisje op het scherm maakt plaats voor het home screen. ‘M’n nieuwe vlam!?’ schreeuwt een stemmetje in mijn hoofd met overslaande stem. Eerder een vreugdevuur dat ik in m’n achtertuin heb aangestoken als sensatie voor de hele buurt. De benaming 'vlam' komt niet eens in de buurt.
'Ja, m’n nieuwe vlam,' antwoord ik.

Een hele tijd geleden ging ik eten bij een meisje waar ik al langer mee praatte via Whatsapp. Op haar studentenkamertje in een net huis brachten we de eerste helft van de avond door met het overhoop halen van Spotify om elkaar te overtuigen van onze uitmuntende muzieksmaak. Nine Inch Nails speelt een gelijk spel met Air en Tim Knol. Spotify-sparren is misschien niet de meest romantische bezigheid, maar je moet ergens beginnen. Wat echter wel goed werkt – mannen, opgelet – is een stropdas. Draag hem als je binnenkomt, maak een goede indruk, doe hem af als het te warm wordt. Maar vooral: leer haar hoe je een stropdas moet strikken. Bij voorkeur om jouw hals. Of het je lukt om haar de fijne kneepjes van het vak bij te brengen is eigenlijk van ondergeschikt belang; het gaat erom dat je samen lol hebt en elkaar in de ogen kan kijken.
De risotto die we gepland hadden waren we bijna vergeten en we begonnen er veel te laat aan. Na een weinig gewaardeerde opmerking over het aantal calorieën in de immense hoeveelheid kaas die we bezig waren in het brouwsel te verwerken zaten we aan tafel. Zo’n uitklapdingetje. Zij op een bureaustoel, ik op een krukje. Haar laptop en de kleine speakers die ik mee had genomen zaten als derde eter zonder bord te wachten op aandacht, naast de fles witte wijn.

'Lekker?' vroeg ze.
'Uhuh, lekker.' Volle mond, eigenlijk onbeleefd. Aandachtspuntje.
Ze glimlachte en nam een hap. De vork kletterde bijna uit mijn handen.

De vraag 'wanneer sloeg de vonk over?' is er doorgaans niet een die je heel precies kan beantwoorden. 3 juni, of: 'ergens in februari'.  Een soort vage schattingen zijn het. Nou, ik kan je de minuut aanwijzen dat het gebeurde. Op het moment dat ik in Leiden de deur uitstapte, bij haar laatste glimlach, ging er 50,000 liter brandstof de lucht in bij Shell Moerdijk. Over ‘een indruk achterlaten’ gesproken. En ergens voel ik me een beetje schuldig.