woensdag 6 december 2017

Date Night

Laatst ging ik uit eten met mijn vriendin. Er was gereserveerd bij een kwaliteitsrestaurant in de binnenstad van Leiden en daar hoort natuurlijk een geschikte uitdossing bij: mooie avondkledij maar niet al te formeel. Ik vroeg haar wat ze aan zou doen, zodat ik een bijpassende outfit kon samenstellen. Ik kreeg één woord: bordeaux. Ik vind 'scharlaken' mooier maar ach, niemand is perfect. Met dat ene woord als aanwijzing dook ik m'n kledingkast in met enkele vuistregels in mijn achterhoofd. Avondkledij is doorgaans donker en niet al te opvallend, tenzij de gelegenheid daarom vraagt. De schoenen zijn dus zwart (bruin is eigenlijk voor overdag en voor informele gelegenheden) en natuurlijk moest er ook iets van bordeaux in.

Het eerste jasje wat ik uit de kast trok was een donkerbruin double-breasted jasje met messing knopen. Door de geribde stof niet extreem formeel maar de knopen passen niet overal bij. Ik keek nog even verder. Zwart (maar dan ook écht zwart) is al snel te formeel voor een etentje dus het wollen pak van mijn grootvader viel helaas af. Donkergrijs zou beter zijn maar behoort helaas nog niet tot mijn reeds reputabele kledingkast. Verder maar weer.
Het volgende jasje was er een van scheerwol in een houndstooth-patroon. Deze had ik enkele dagen al eerder aangedaan naar een feestje met dezelfde dame dus viel helaas ook af. Daarna had ik een wollen pak van een ruwe stof met visgraat. Eén van die pakken waarbij je denkt: 'Engeland'. Ooit tweedehands gekocht voor enkele euro's en laten vermaken bij een ervaren kleermaker, nu één van mijn favorieten. De kleur hiervan is officieel bruin, maar met donkerrode vezels in de stof die pas gaan opvallen als je er iets van dezelfde kleur naast houdt. Ik had een winnaar. 

Maar het kiezen van het juiste pak is enkel de buitenlaag. Ik koos een wit hemd zonder patroon (wit is altijd een veilige kleur voor een hemd omdat het overal bij past, in de avond een must omdat andere kleuren te opvallend zijn) dat ik schoon had gehouden voor de gelegenheid.
Dan nog een das. Ik heb zelf een aantal rode dassen maar geen die aan de term 'bordeaux' zouden voldoen. Gelukkig woon ik in een huis met gelijkgestemde heren waarvan één mij graag een das uitleende (de ander was niet thuis). Ik had sokken in dezelfde kleur (hoewel zwarte sokken altijd goed zijn voor avondkledij) die mooi afstaken tegen het zwart van de schoenen. Als accessoires voegde ik een witte zakdoek en grijze bretels toe.

Nu klinkt dit alsof ik een enorm opvallend geheel bij elkaar heb gezocht. Niets is echter minder waar. Het pak met enkele sluiting is de meest voorkomende vorm van het herenpak vandaag de dag. Door te kiezen voor donkere, grounded kleuren springt geen van de kleuren eruit en vormen ze één harmonieus geheel. Allen met het doel om de jurk van mijn date te accentueren maar zeker niet te overheersen. 
Anno 2017 mag iedereen natuurlijk dragen wat hij of zij wil en is menig regel op het gebied van kleding verworden tot richtlijn. Waarom dan zoveel moeite doen? Dat is heel simpel: omdat zij die moeite waard is en dit mijn manier is om dat te tonen. Wat de rest doet en draagt, is het probleem van de wereld en interesseert mij bijzonder weinig. Want vanavond ben ik uit eten met mijn vriendin en met niemand anders.



Een kleine 'too long, didn't read':
- Doe moeite voor hoe je eruit ziet op een date.
- Zoek iets uit waar je je goed in voelt en dat op elkaar is afgestemd in kleur en vorm.
- Wees niet te opvallend in je outfit: je wil je date niet ondersneeuwen met je verschijning. De dame verdient de spotlight.

woensdag 14 december 2016

Gentleman Muis

Het is dinsdagavond. Ik zit op mijn kamer een videospel te spelen: terwijl het hoofdpersonage stukje bij beetje het Britse leger helpt in de Indiaas-Franse oorlog hangt er vanaf de balken een klein tiental overhemden te drogen. De deur staat op een kier, een streep licht valt vanuit de gang naar binnen.

Vanuit mijn ooghoek zie ik een kleine flits van beweging. Ik draai mijn hoofd, uiterst langzaam - sinds Jurassic Park weet iedereen dat het zicht van sommige dieren op beweging is gebaseerd, waarom zou je dan het risico nemen? In de kier van de deur zit een kleine grijze haarbal met een staart. Het heeft vier pootjes, waarvan de twee voorste zich aan zijn mond bevinden. Twee kleine kraaloogjes kijken mij nieuwsgierig en tegelijkertijd achterdochtig aan. De muis kijkt een aantal seconden om zich heen. Ik verschuif langzaam op mijn stoel om hem iets beter te kunnen zien; een fatale fout. De pluizige bal verandert in een flits en verdwijnt onder de dekenkist uit mijn zicht. Die zal wel weer een aantal minuten op zich laten wachten.

Ik breng mijn aandacht terug op het (on)veilig maken van de Noord-Amerikaanse River Valley, zitten wachten op de muis heeft geen zin. En jawel, na een aantal minuten hoor ik geritsel achter mij. De pootjes tikken op mijn witte laminaat. Ik kijk om en zie de roze staart nog net verdwijnen achter de koelkast. Enkele minuten later trippelt hij dwars door mijn gezichtsveld onder het raam door en verdwijnt onder de basversterker waar de tv op geplaatst is. Ik pauzeer het spel en speur naar enig spoor van verdere beweging. De dekenkist en de koelkast bevonden zich beiden in de buurt van mijn voedselvoorraad, maar nu is de indringer op weg naar mijn kledingkast in de andere hoek van de kamer. Een muis onder je dekenkist of bank is tot daar aan toe maar mijn kledingkast, mijn sanctus sanctorum, is toch zeker een stap te ver. En jawel hoor, een paar tikken achter elkaar klinken. Ik zoek de grond af, maar zie niets. Ik ben slechts op tijd om in te zien dat ik te laat ben: de staart verdwijnt achter de stapel broeken in mijn kast. Wat nu? Ik ga niet om twaalf uur 's nachts op kruistocht tegen een muis, dat verdom ik. Ik poets mijn tanden en ga naar bed. Terwijl ik lig te wachten tot ik wegzak in het duister, lijkt elk klein geluid op het tikken van muizenpootjes op laminaat van de Ikea.

De volgende ochtend haal ik mijn volledige kledingkast leeg, op zoek naar datgene wat voor mijn viervoetige vriend zo belangrijk kan zijn dat het hem 's avonds laat nog hierheen brengt. Hij mag dan een nachtdier zijn, ik zeer zeker niet. Een stapel met shirts levert niets op, evenals mijn spijkerbroeken. In een denim hemd met witte knopen vind ik echter een aanwijzing: op de linkerborst steken een paar oranje kruimels af tegen het blauw van de spijkerstof. Ik haal het hemd opgevouwen en wel uit de kast en bekijk het van alle kanten. Onder de boord vind ik wat ik zoek: twee en een halve uitgedroogde borrelnootjes vallen in mijn handpalm - onze onderhuurder is bezig geweest met het aanleggen van een wintervoorraad met de overblijfselen van onze laatste filmavond. Ik moet het hem nageven: hij heeft wel smaak in het uitkiezen van een huis.
Mijn huisgenoot D. stapt binnen, ik toon hem de nootjes in mijn hand en vertel hem over mijn ontdekking. Hij glimlacht.

'Awww, dat is eigenlijk wel schattig, toch?'
'Als je bedoelt dat onze kleine vriend zich hier thuis begint te voelen, jawel.'

D. kijkt nogmaals naar de nootjes in mijn handpalm.

'Verdomd, ik krijg nog eens een zwak voor dieren!'


vrijdag 9 december 2016

Huisbaas

Donderdagmiddag in huize De Lege Beurs. Huisgenoot T. zit aan zijn eettafel verdiept in een boek over de geschiedenis van de Leidse Studentenvereniging Minerva, ik lees met mijn voeten op de bank over de opkomst van de impressionistische schilderkunst in Frankrijk. Alles pais en vree. Buiten kwetteren de paar vogels die niet de grote trek naar het zuiden hebben ondernomen een lieflijke melodie, vermengd met de gebruikelijke achtergrondgeluiden van een straat binnen de stadsgrenzen.

Maar deze ronduit idyllische rust zal snel tot het verleden behoren. Twee verdiepingen lager staat onze huisbaas, het illustere heerschap Peter L., in vol kerstornaat naast een matzwarte motorfiets. Onder zijn kerstmuts prijken twee donkere kraaloogjes en, met klompjes en al, de vlechten van zijn lichtgrijze baard. Hij trekt de muts recht en stapt op de motorfiets. Zijn omvangrijke spijsverteringssysteem komt te rusten op de benzinetank, zijn arm reikt naar het stuur en de sleutel gaat om. Ondertussen lezen wij binnen nietsvermoedend verder.

Het glas water naast mijn hoofd is de eerste indicator. Het oppervlak van de vloeistof rimpelt en springt tegen de randen van het glas. Het schilderij boven me aan de muur komt scheef te hangen en de deuren van mijn kledingkast zwaaien open. Ik grijp me vast aan de bank teneinde niet op de grond te belanden, de impressionistische schilders vallen met een klap op de grond. Maar ik hoor het niet: een niet-aflatend gebrul vult de lucht en maakt mijn trommelvliezen ongevoelig voor alle verdere stimuli. Mijn spiegel klettert in de wasbak, het memobord komt naar beneden zeilen en op het moment dat ik ervan overtuigd raak dat ook de tussenwand waaraan beiden hingen dit incident niet zal overleven ('van de puinhopen van mijn woning schrijf ik u'), houdt alles op. 

Kalmte. 

Ik lig op de grond en kijk verwilderd om mij heen. Vanuit de nok van het dak valt een laatste boek naar beneden. Buiten rijdt de motorfiets weg, met erachter een aanhangwagen die uit weinig meer bestaat dan twee wielen, een kerstboom en een geweldige overdaad aan kerstverlichting.

Het is 8 december. En het kerstfeest staat weer voor de deur.



dinsdag 6 december 2016

Treinplezier

In de trein zit ik tegenover een meisje met blonde krullen met kleine ogen naar muziek te luisteren, naast haar een jongen in een zwarte jas met bijkleurende muts. Op zich niets bijzonders in een intercity op woensdagochtend. Naast mij zit echter een zeer interessant persoon.

Een oudere vrouw, het haar zo wit als verse sneeuw, zit te bladeren in een roman. Op de bovenhoeken van de pagina's zie ik vluchtig de naam Chernobyl voorbijkomen. Uiteindelijk legt ze het boek weg en, het voorbeeld van het meisje tegenover me volgend, diept een tweetal oortjes op uit haar jaszak. Ze sluit de dunne draadjes aan op haar smartphone en opent de muziekspeler. Op het scherm ontvouwt zich een lijst met alle muzikale hoogtepunten van de vorige eeuw: Michael Jackson's Thriller, Led Zeppelin's Mothership en Paul McCartneys Band on the Run. Het dametje scrollt een paar keer besluiteloos op en neer, haalt de oortjes weer uit de telefoon en gaat terug naar het beginscherm. Dan houdt ze de telefoon alsof ze een foto maakt van de mensen aan de andere kant van het gangpad, maar of ze dat nou daadwerkelijk doet kan ik niet ontdekken. Ik ben veel te druk bezig mijn gezicht in de plooi te houden, rechtop te zitten en te voorkomen dat ik op de vermeende foto sta.

Bij Den Haag HS moet ik eruit. Het oude vrouwtje is nog steeds in de weer met haar telefoon, ze gaat met een duizelingwekkend tempo door een verzameling foto's van wat Rotterdam lijkt te zijn. Ik haal mijn schouders op en stap de trein uit.

dinsdag 29 november 2016

Woensdagavond

Vriendin en ik zitten (nou ja, 'zitten' is hier nauwelijks een adequate term. 'Liggen schandalig lui te wezen') op de bank. Uit de surround sound schalt het deuntje van 20th Century Fox zoals deze in 1979 door de bioscoopzalen klonk (voor de geïnteresseerden: iets sneller dan de huidige) gevolgd door de intro van Alien - na een tweevoudige bevestiging van mijn kant dat het vooral géén horrorfilm is.

De film kabbelt voort: vreemde planet, facehugger, chestburster en de bemanning die één voor één ten prooi valt aan één van de meest toonaangevende buitenaardse wezens in de geschiedenis van de moderne cinematografie. Roll credits.

Ze sluit haar ogen en laat haar hoofd met een zucht op mijn schouder rusten. De teleurstelling is bijna fysiek aanwezig.

'Vond je het geen goede film?'

'Mwah, ging wel. Maar waarom ging die kat nou niet dood!?'

maandag 28 november 2016

Tom

Mijn ouders hebben twee honden. Een shelty (denk klein formaat Schotse herdershond) genaamd Ginny en Tom de straathond, een ruwharige teckel. Tom komt uit Spanje, maar ik weet niet uit welk gedeelte. Van de straat, dat weet ik wel. Hij is wat mijn moeder placht te noemen ‘een ouwe dibbes’: een oud hondje. We mogen dan wel niet weten hoe oud onze Tom is, maar hij heeft in ieder geval al een heel leven achter de rug. Hij moet niks hebben van oude mensen of grote zwarte honden (grote honden van elke andere kleur schijnen geen problemen te geven). In de spaarzame momenten dat ik op de bank lig, komt hij bij me liggen en probeer ik me in te beelden hoe Tom in Spanje over straat ging, snuffelend in steegjes aan half vergane vuilcontainers op zoek naar alles dat enigszins verteerbaar is. Of niet, zoals hij bewees toen hij een Unox rookworst uit onze voorraadkast had getrokken en met plastic wikkel en al had opgevreten. Twee dagen lang lag hij, als een dikke worst met pootjes, in zijn mand met halfopen kraaloogjes waarin je de spijt kon aflezen.

Tom is zeker niet de mooiste hond. Hij heeft welgeteld nog twee tanden in zijn bek, waardoor er tijdens zijn maaltijd van kauwen nog weinig sprake is. Brokken worden en masse naar binnen geschrokt en het liefst in zo'n kort mogelijke tijd. Voedsel afbreken, daar heb je immers een maag voor. Als zijn tong buiten zijn bek hangt is dat vrijwel zonder uitzondering aan de rechterzijde, waardoor zijn 'snor' daar altijd korter lijkt. Uiteindelijk hebben we de linkerzijde simpelweg korter geknipt om de boel ietwat in balans te brengen.

De meest atletische is Tom ook niet meer. Wanneer onze shelty vol enthousiasme met een enorme sprong door de lucht zeilt en lichtvoetig landt op de bank, wordt dit vaak gevolgd door een doffe plof die aangeeft dat Tom dezelfde sprong wilde maken maar met zijn borst tegen het zitkussen belandde en nu versuft op de grond om zich heen aan het kijken is.

Wat Tom mist in schoonheid en beweging, maakt hij echter goed met zijn onvoorwaardelijke trouw en dankbaarheid. Als ik na een aantal weken afwezigheid weer eens mijn ouderlijk huis bezoek weet hij van blijdschap niet wat hij moet doen. Dan staat hij aan mijn voeten te piepen en te draaien, met een staart die met Mach 3 heen en weer zwiept, en op dat moment zou je toch willen dat de beste vriend van de mens iets ouder zou worden.


dinsdag 4 oktober 2016

Dinsdagmorgen

Den Haag. Mijn geliefde vaste route langs de Lange Vijverberg is nog steeds een gapende scheur in de grond; ik loop vanaf het Plein richting het Binnenhof in mijn enigszins flamboyante kledij van groen en zandgeel. Bestelwagens rijden af en aan. Er heerst een sfeer van anticipatie onder de verscheidene mannen in uniform.
Enkele tientallen meters verderop loopt een kleine, zwarte schim over het terrein. Een glimmende leren jas is los over zijn schouders gedrapeerd met daarboven een hoed met opstaande randen. Het gitzwarte haar onder de hoed glimt haast nog levendiger dan de jas.

De schim loopt heen en weer, steeds met zijn rug naar me toe. Een cameraploeg komt op hem afgelopen en spreekt hem aan: hij dient hen van repliek zonder zichtbare handbewegingen, de hoed gaat heen en weer boven zijn schouders. Ik ben inmiddels tot een paar meter genaderd en sta op het punt om het groepje voorbij te lopen. Een van de mannen wijst naar een vage bestemming achter mij en gaat de zwarte schim voor. Wanneer hij zich omdraait, kijk ik recht in een mager gezicht met sterke jukbeenderen, de ogen bedekt door een markante ronde en ondoorzichtige zonnebril. Vóór mij staat de man die van binnen eigenlijk zwart is, die drumde en zong op één van mijn favoriete jazzplaten, van wie een gedicht over een lengte van bijna een kilometer is uitgeschreven naast een fietspad in de stad van mijn ouders en grootouders. De Nachtburgemeester van Rotterdam kijkt een ogenblik naar mij en wendt dan zijn blik af.
Pikzwart en helder groen kruisen elkaar en vervolgen ieder hun weg.